Van wie krijgt AA zijn richtlijnen? Wie bestuurt AA?
Opnieuw rijzen er vraagtekens voor de nieuweling of voor de vriend. Wanneer zij horen dat onze gemeenschap geen voorzitter heeft met bestuur gezag, geen penningmeester die lid gelden kan vragen, geen raad van beheer; wanneer inderdaad geen enkele AA'er een ander iets kan bevelen of gehoorzaamheid kan eisen, dan staan onze vrienden verstomd te kijken en zeggen: "Maar dat kan eenvoudigweg niet! Er moet toch iets zijn!". Dan lezen deze praktisch aangelegde mensen de tweede traditie en vernemen daaruit, dat de enige autoriteit in AA een liefdevolle God is, zoals Hij zich in het groepsgeweten kan uitdrukken. Wantrouwig vragen zij aan een ervaren AA'er of dat werkelijk werkt. "Ja, beslist" antwoordt deze onmiddellijk. De vrienden opperen dan de bedenking dat dit hun allemaal zo vaag schijnt , onduidelijk en tamelijk naïef. Zij beginnen scherp op ons te letten. Zij lezen iets over de geschiedenis van AA en weldra hebben ze concrete gegevens.
Welke feiten uit het AA-leven hebben ons tot dit schijnbaar zo onpraktische principe geleid?
Laat ons een voorbeeld nemen. Een flinke AA'er, Jan Janssen laat ons zeggen, verhuist naar een andere stad. Hij staat daar alleen en maakt de bedenking dat hij misschien niet nuchter, of misschien zelfs niet in leven zal kunnen blijven wanneer hij dat, wat hijzelf in zo ruime mate heeft gekregen, niet aan andere alcoholisten doorgeeft. Het wordt hem een geestelijke en ethische drang omdat hij weet, dat er misschien honderden alcoholisten in de miserie zitten, waar hij zou kunnen helpen. Bovendien mist hij zijn eigen groep. Hij heeft alcoholisten nodig zo goed als deze hem nodig hebben.
Jan bezoekt priesters, dokters, uitgevers, politiemensen en barhouders met het resultaat dat de stad nu een groep heeft waarvan hij de stichter is.
Als stichter is hij in het begin de baas. Wie anders zou dat kunnen zijn? Hij dient echter heel vlug zijn veronderstelde autoriteit om alles te regelen, te delen met de eerste alcoholisten die hij geholpen heeft. De goedmoedige dictator wordt dan chairman van een comité, dat bestaat uit zijn vrienden. Zo groeit de hiërarchie van de groep uit in verschillende diensten, die zij natuurlijk zelf aanduiden, want er is geen andere weg. In enkele maanden neemt AA in onze stad een grote vlucht.
De stichter en zijn vrienden geven geestelijke waarden door aan de nieuwelingen; zij huren zalen en maken overeenkom sten met hospitalen; zij overhalen hun vrouwen om ketels koffie te zetten. De stichter en zijn vrienden zijn echter ook maar mensen en zij koesteren zich een beetje in hun glorie. "Het zou misschien goed zijn dat wij de AA in deze stad stevig in handen hielden" zeggen zij tegen mekaar. Tenslotte hebben wij de meeste ondervinding. Kijk trouwens maar eens naar al het goede dat wij voor de dronkaards deden. Zij zouden dankbaar moeten zijn".
Natuurlijk zijn de stichter en zijn vrienden soms wijzer en nederiger dan die we hier aanhalen, maar in meerdere gevallen zijn ze dat in dit stadium nog niet.
En dan maakt de groep een groeicrisis door. Bedelaars bedelen, eenzame harten hunkeren. Het regent problemen. En wat belangrijker is: in de groepspolitiek hoort men eerst vage geruchten, die stilaan aanzwellen tot één luide kreet:
"Denken die oldtimers dat zij voor altijd de plak kunnen blijven zwaaien over de groep?! Laat ons een verkiezing houden!".
De stichter en zijn vrienden voelen zich gekwetst en terneergeslagen. Zij rennen van de ene crisis naar de andere en van het ene lid naar het andere. Zij pleiten, maar tevergeefs: de revolutie is aan de gang. Het groepsgeweten gaat de zaken overnemen.
Dan komen de verkiezingen. Zijn de stichter en zijn vrienden goede dienaren geweest, dan zullen zij misschien, tot hun grote verbazing, voor een tijd herkozen worden. Deden zij echter in het verleden hard hun best om de opkomende tijd der democratie tegen te houden, dan worden zij wellicht gewoon aan de dijk gezet. In beide gevallen heeft de groep nu een z.g. "roterend comité", waarvan de bevoegdheid scherp begrensd is. In geen geval kunnen de leden van het comité de groep beheren of besturen; zij zijn dienaren. Zij genieten het soms ondankbare voorrecht voor de groep de karweitjes te mogen opknappen.
Met de chairman aan kop zorgen zij voor de public relations en zij richten vergaderingen in. De penningmeester is strenge verantwoording verschuldigd. Hij neemt het geld uit de hoed, die wordt rondgegeven, plaatst het ergens en betaalt daarvan de huishuur en de andere rekeningen, terwijl hij regelmatig verslag uitbrengt op de "zakelijke vergaderingen".
De secretaris zorgt ervoor dat de lectuur op de tafel ligt, let op de telefoonwacht, beantwoordt de briefwisseling en verstuurt berichten over vergaderingen. Dit zijn eenvoudige diensten, die de groep toelaten doelmatig te functioneren.
Het comité geeft geen geestelijke raad, oordeelt over niemands gedrag en geeft geen orders. leder van de leden kan, wanneer hij dat moest proberen, bij de volgende kiezing prompt worden uitgeschakeld . Op die manier komen zij dan, zij het dan laat, tot de ontdekking dat zij werkelijk dienaars zijn en geen senatoren.
Dit zijn werkelijk universele bevindingen. Het groepsgeweten van AA bepaalt zo de voorwaarden waaronder zijn leiders zullen moeten dienen.
Dat doet onmiddellijk de vraag rijzen: "Bestaan er dan toch werkelijk leiders in AA?" . Het antwoord is nadrukkelijk: "Ja'', ondanks het schijnbaar gebrek aan leiding. Laat ons even teruggaan naar de ontslagen stichter en zijn vrienden . Wat is er met hen gebeurd?
Naarmate hun spijt, verdriet, bezorgdheid en woede slijten, begint er zich stilaan een subtiele verandering voor te doen. Tenslotte verdelen ze zich in twee groepen, die wij in AA-taal "oudere staatslieden" en "ontgoochelde regeerders" (bleeding deacons) noemen.
De "oudere staatslieden" zijn zij die de wijsheid van de beslissing van de groep inzien, en die geen wrok koesteren omdat zij nu terug een trapje lager staan. Zij hebben een gezond oordeel dank zij hun grote ondervinding en zij zijn bereid zich rustig terug te trekken en de verdere gang van zaken af te wachten.
De "ontgoochelde regeerders" daarentegen zijn er rotsvast van overtuigd, dat de groep zonder hen niet voort kan; zij rekenen voortdurend op herverkiezing en blijven wegteren in zelfmedelijden. Sommigen bloeden daarbij zo erg, dat alle AA-geest en -principes uit hen wegvloeien en dat zij gaan drinken.
Praktisch elke oldtimer uit onze gemeenschap heeft dit proces in zekere mate meegemaakt.
Gelukkig raken de meesten van hen er door en worden dan "oudere staatslieden". Zij worden dan de echte en permanente leiding van AA. Het zijn hun rustige oordeel, hun zekere kennis en hun nederig voorbeeld die crisissen oplossen. Geraakt de groep erg in verwarring, dan zal hij zich ongetwijfeld tot hen wenden voor advies. Zij worden de stem van het groepsgeweten , in feite de échte stem van AA. Zij regeren niet door een mandaat maar leiden door hun voorbeeld.
Deze ondervinding deed ons besluiten dat het geweten van de groep, met de goede raad van de ouderen, op de lange duur wijzer zal blijken dan gelijk welke alleenstaande leider.
Toen AA pas drie jaar oud was, gebeurde er iets dat de juistheid van dit principe aantoonde. Eén van de eerste leden van AA was verplicht zich tegen zijn eigen opinie in, neer te leggen bij de mening van de groep. Luister naar wat hij daar over vertelde: "Op zekere dag deed ik een twaalfde stap in een hospitaal te New York. De directeur, Charlie, vroeg me in zijn bureau te komen. "Bill", zei hij, "ik vind het een schande dat je er financieel zo slecht voorstaat. Rondom je heen stellen al die dronkaards het goed en verdienen geld. En jij, die al je tijd aan dit werk geeft, zit aan de grond. Dat is niet eerlijk! Charlie viste een oude balans uit zijn schuif en gaf ze mij: "Kijk eens hoe veel winst dit hospitaal in de jaren '20 maakte. Duizenden dollars per maand! Dat zou nu ook moeten, en dat kan ... als je me wil helpen. Waarom zou je hier niet werken? Ik zal je een bureau geven, een degelijk budget voor algemene kosten en een heel gezond deel van de winst. Toen mijn hoofddokter Dr. Silkworth, mij drie jaar geleden over de idee sprak om dronkaards te helpen door spiritualiteit, achtte ik dat te gek, maar ik denk er nu anders over. Op een goeie dag zal die ploeg dronkaards heel Madison Square Garden vullen en ik zie niet in waarom jij intussen van honger zou moeten omkomen. Wat ik voorstel is perfect ethisch. Je kan een lekentherapeut worden; met veel meer succes dan wie ook".
Ik stond aan de grond genageld. Mijn geweten sputterde wel wat tegen totdat ik inzag dat Charlie's voorstel werkelijk heel ethisch was. Een lekentherapeut worden , daar was niets verkeerds aan.
Ik dacht aan Lois die, moe van het werk , elke avond opnieuw aan de slag kon om eten te maken voor een huis vol dronkaards, die geen pension betaalden. Ik dacht aan het hoge bedrag dat ik mijn schuldeisers in Wallstreet nog moest betalen. Ik dacht aan enkele vrienden-alcoholisten die weer evenveel geld verdienden als vroeger. Waarom zou ik het niet even goed hebben als zij?
Hoewel ik Charlie om bedenktijd vroeg, had ik zelf al een besluit genomen. Toen ik de subway nam, terug naar Brooklyn, meende ik een glimp van de goddelijke leiding te ontdekken. Het was slechts één zinnetje, maar erg overtuigend. In feite kwam het recht uit de Bijbel. Het was als een stem in mij die telkens zei: "De arbeider is zijn loon waard ".
Toen ik thuis kwam vond ik Lois zoals gewoonlijk bij de kook pot terwijl drie dronkaards hongerig naar de open keukendeur zaten te staren. Ik nam haar even terzijde en vertelde haar het gelukkige nieuws. Zij leek geïnteresseerd maar niet zo opgetogen als ik verwachtte.
Die avond was het vergadering. Alhoewel geen van de alcoholisten die wij herbergden leek nuchter te kunnen worden, waren enkele anderen dat wel. Samen met hun vrouwen vulden zij de spreekkamer, die wij op het gelijkvloers hadden voorzien. Toen sprak ik hun over de kans die mij geboden werd. Nooit zal ik hun passieve gezichten vergeten noch de starende blik waarmee ze mij aankeken. Mijn enthousiasme kreeg een flinke deuk terwijl ik mijn verhaal beëindigde. Toen was er een lange stilte. Een van mijn vrienden nam dan het woord , haast verlegen : "Wij weten dat je er erg aan toe bent, Bill. Het baart ons zorgen en wij hebben ons al dikwijls afgevraagd wat wij er kunnen aan doen. Toch meen ik dat ik voor iedereen hier spreek wanneer ik zeg dat wat je ons voorstelt , ons nog meer zorgen baart". De stem van de spreker werd meer zelfzeker: "Besef je niet" ging hij voort, "dat jij nooit beroeps mag worden? Hoe goed Charlie ook voor ons ge weest is, zie je niet in dat wij deze zaak niet kunnen binden aan zijn hospitaal, of aan welk ander hospitaal ook. Je zegt ons dat Charlie's voorstel ethisch is. Dat is het ongetwijfeld , maar wat wij hier hebben kan niet werken op basis van ethiek alleen, het moet beter zijn. Zeker, Charlie's voorstel is goed, maar niet goed genoeg. Dit is een kwestie van leven of dood, Bill, en alleen het allerbeste is goed genoeg!".
Al de vrienden bekeken mij terwijl hun zegsman voortging : "Bill, heb jij hier zelf niet dikwijls gezegd dat het goede soms de vijand is van het beste? Wel, dit is nu duidelijk zo'n geval. Je kan ons dat niet aandoen!".Zo sprak het groepsgeweten . De groep had gelijk en ik was verkeerd . De stem, die ik in de ondergrondse had gehoord was niet de stem van God. Hier klonk de echte stem. Uit het hart van mijn vrienden. Ik luisterde en - God zij dank, - ik gehoorzaamde .