De meeste nieuwelingen worden in de AA, bij het lezen van de Tweede Stap, voor een vaak
ernstig dilemma geplaatst. Hoe dikwijls hebben wij hen niet horen zeggen: "Wat vangt ge toch met ons aan? Eerst hebt ge ons overtuigd dat wij alcoholisten zijn en dat ons leven stuurloos is geworden - ook dat wij totaal machteloos zijn geworden, en nu beweert ge dat slechts een Hogere Macht in staat is om ons van onze obsessie te verlossen. Ge vergeet dat sommigen van ons niet in een God willen geloven; dat anderen er niet kunnen in geloven en dat nog anderen wel geloven dat God bestaat, maar niet dat Hij dit wonder in hen zal tot stand brengen. Ge hebt ons over de sloot getild maar waar leidt dit alles heen?
Nemen wij eerst het geval van de opstandige alcoholist, die niet wil geloven. Hoe denkt hij erover? Hij is woest! Heel de levensopvatting, waar hij zo prat op ging, wordt bedreigd. "Het is al erg genoeg" denkt hij, "te moeten bekennen dat de alcohol ons voorgoed heeft klein gekregen". En terwijl dat nog pijn doet, wordt hij nu voor iets echt onmogelijks geplaatst.. steeds heeft hij de gedachte gekoesterd dat de mens, vol majesteit, uit één enkele cel van de oerstof gerezen, het bruggenhoofd van de evolutie is en de enige god, die zijn heelal kent. Moet hij dan dit alles verloochenen om zichzelf te redden?
Op dat kritiek ogenblik zal zijn sponsor waarschijnlijk glimlachen. "Dat" vindt de nieuweling, "doet de deur dicht. Het is het begin van het einde." En inderdaad, zo is het! Het begin van het einde van zijn oud leven en tevens het begin van zijn heropstanding tot een nieuw leven. "Kalmpjes aan" zal zijn sponsor hem zeggen. "De hoepel waar je door moet, is breder dan je denkt. Bij mij was dat tenminste zo. En dat was ook de ervaring van een van mijn vrienden, die destijds ondervoorzitter was van de Amerikaanse atheïstische vereniging. Hij had nog plaats over." "Wel" zegt de nieuweling, "ik veronderstel dat ge de waarheid zegt. Er zijn in AA ongetwijfeld verschillende leden die mijn opvattingen en mijn ongeloof deelden. Maar ik zou toch wel eens willen weten hoe iemand het in deze omstandigheden kalmpjes aan kan doen."
"Dat is een heel goeie vraag" zegt dan de peter "en ik denk dat ik u kan vertellen, hoe ge dit rustig kunt verwerken. Veel moeite zal het u trouwens niet kosten. Men moet op de volgende drie punten letten:
- Eerst en vooral vraagt AA niet dat ge alles zoudt aannemen. De Twaalf Stappen zijn stuk voor stuk suggesties.
- Ten tweede: om nuchter te worden en nuchter te blijven is het niet nodig, dat ge de Tweede Stap nu reeds in zijn geheel aanvaardt. Trouwens wanneer ik terugdenk, stel ik vast dat ik de Tweede Stap ook slecht geleidelijk heb aangenomen.
- Ten derde, is al wat men te doen heeft: eerlijk zijn en zijn geest open stellen. Laat u niet in met een van de twistende partijen en breek uw hoofd niet over diepzinnige vragen zoals: "Was de kip of het ei er nu eerst?" Ik herhaal: al wat ge nodig hebt is een open geest."
"Neem bijvoorbeeld mijn geval" gaat de sponsor verder, "ik heb een wetenschappelijke opleiding genoten. Ik had eerbied voor de wetenschap, ik vereerde haar, ik aanbad haar zelfs. In feite is mijn houding nog dezelfde, behalve dan dat aanbidden. Steeds opnieuw wezen mijn onderwijzers mij op het basisprincipe van elke wetenschappelijke vooruitgang: zoeken en onderzoeken, steeds weer opnieuw en altijd met een open geest. Toen ik voor het eerst met AA kennis maakte was mijn reactie dezelfde als de uwe. Dat AA-zaakje, dacht ik, is volkomen onwetenschappelijk. Dat kon ik onmogelijk slikken. Ik wil gewoon van dergelijke onzin niet weten.
Toen gingen mijn ogen open. Ik moest toegeven dat AA verbazende resultaten boekte. Tevens zag ik dat mijn houding alles behalve wetenschappelijk was geweest. Het was niet AA die een bekrompen geest had, maar ikzelf. Van het ogenblik dat ik ophield met argumenteren, kon ik beginnen zien en voelen. Op dat ogenblik begon de Tweede Stapzachtjesaan in mijn leven binnen te dringen. Ik kan onmogelijk zeggen wanneer en op welke dag ik begon te geloven in een Macht, groter dan ikzelf, maar ik weet zeker dat ik nu vast geloof. Om dat geloof te verkrijgen moest ik slechts ophouden met vechten en de rest van het AA-programma zo geestdriftig mogelijk beleven."
Natuurlijk is dit slechts de opinie van één mens, gebaseerd op diens eigen ervaring en ik voeg er aanstonds bij, dat de AA'ers ontelbare wegen volgen om tot het geloof te komen. Laat mijn ervaring u onverschillig, dan kunt ge er nochtans van overtuigd zijn dat ge toch een weg zult vinden die u past, wanneer ge maar goed rondkijkt en luistert. Meer mensen zoals gij begonnen het probleem op te lossen door de methode van de "in-de-plaatsstelling". Ge kunt, als ge wilt, AA nemen als Hogere Macht, AA is een grote groep alcoholisten die hun drankprobleem hebben opgelost. In dat opzicht zijn zij dus een kracht die groter is dan gij zelf, want gij hebt zelfs nog geen oplossing in zicht. Natuurlijk kunt ge in hen wel geloven. Zelfs dat minimum aan geloof is voldoende. Vele leden zijn op die manier over die moeilijke drempel geraakt. Zij zullen u allemaal vertellen dat, eens zij over de bres waren, hun geloof verbreed en verdiept is. Bevrijd van hun drankobsessie, veranderde hun leven op onverklaarbare wijze. Zij kwamen tot geloof in een Hogere Macht en de meesten van hen begonnen over God te praten.
Beschouwen wij nu eens de netelige positie van hen, die vroeger geloofden maar die hun geloof verloren hebben. Het zijn diegenen die doelloos rondzwalpen in onverschilligheid., degenen die vol zelfvoldaanheid alle bruggen hebben opgeblazen; degenen die een vooroordeel hebben opgebouwd tegen de godsdienst en ook degenen die helemaal opstandig zijn geworden omdat God hun wensen niet heeft ingewilligd. Kan AA hun hoop geven op een geloof dat resultaten geeft?
Soms zal AA zwaarder vallen voor degenen die hun geloof hebben verloren of verworpen, dan voor degenen die in het geheel niet geloofden, omdat zij denken het met het geloof geprobeerd te hebben en dat teleurstellend vonden. Zij hebben de wegen van het geloof en van het ongeloof geprobeerd. Omdat beide wegen hen bitter hebben teleurgesteld, komen zij tot het besluit dat er voor hen geen enkele weg meer te bewandelen is. De hinderpalen van onverschilligheid, teder gekoesterde zelfgenoegzaamheid, van vooroordelen en opstandigheid blijken voor deze mensen soms steviger en meer te duchten dan al wat een niet-overtuigde agnosticus of zelfs een strijdende atheïst kan aanvoeren.
De godsdienst houdt voor dat het bestaan van God kan bewezen worden; de agnosticus zegt dat het niet kan. De atheïst pleit voor het niet bestaan van God. Het ligt voor de hand dat de man, die niet meer gelooft, geen uitweg meer ziet. Hij voelt zich verstoken van het comfort van elke overtuiging. Hij mist de zekerheid van de gelovige, van de agnosticus en van de atheïst. Hij is totaal van streek. Talloze AA'ers kunnen hem zeggen dat ook zij het geloof van hun kinderjaren verloren hadden. "De kracht van onze jeugd had ons vermetel gemaakt. Natuurlijk waren we blij dat de goede opvoeding van thuis en van onze godsdienst ons zekere waarden voor het leven had verschaft. We waren er nog steeds zeker van dat we redelijk eerlijk, verdraagzaam en rechtvaardig, ambitieus en hardwerkend moesten zijn. Wij raakten ervan overtuigd dat dergelijke regels van fairplay en van welvoeglijkheid voldoende waren in het leven.
Wanneer wij zo door deze louter natuurlijke eigenschappen reeds succes oogstten, dan voelden wij ons als overwinnaars in het spel van het leven. Het beurde ons op een maakte ons geduldig. Waarom zouden wij het hoofd breken over theologische abstracties en godsdienstige plichten, of om de situatie van onze ziel, nu en in het hiernamaals? 'De wil om te overwinnen zal er ons wel doorhelpen' zegden wij. Totdat de alcohol ons te pakken kreeg. Wanneer dan uiteindelijk het scorebord overal nul aanduidde en wij beseften dat een volgende slag ons definitief uit het spel zou verwijderen, begonnen wij terug te denken aan het geloof dat wij verloren hadden. Wij vonden dit terug in AA. En dat kunt gij ook!
Zo komen wij tot een ander soort probleem, nl. dit van de intellectuele zelfvoldane man of vrouw. Tot die categorie van mensen zouden vele AA'ers kunnen zeggen: "Wij waren net als jullie. Veel te knap voor ons eigen goed. Wij waren ermee opgezet, dat de mensen zegden dat wij te vroegrijp waren. Steunend op onze opvoeding bliezen wij ons op als een kikvors. Natuurlijk zegden wij het aan niemand. In ons binnenste meenden wij dat wij om ons verstand ver boven de rest van de omgeving stonden. De wetenschappelijke vooruitgang leerde ons dat er niets bestond dat de mens niet kon verwezenlijken. De kennis leek almachtig. Het intellect was in staat de natuur te veroveren. Daar wij ons knapper waanden dan de meeste mensen, meenden wij door ons denkvermogen de vruchten van de overwinning te zullen oogsten. De god van het verstand nam de plaats in van de God van de vaderen. Maar weerom hield de alcohol er een andere mening op na. Wij die vroeger succes op succes boekten, leden nu de ene nederlaag na de andere. Wij kwamen tot de overtuiging dat wij moesten veranderen of dat wij zouden sterven. Vele AA'ers dachten zoals wij. Zij hielpen ons alles tot zijn juiste verhoudingen terug te brengen. Door hun voorbeeld toonden zij ons aan dat eenvoud en verstand kunnen samengaan, op voorwaarde dat de eenvoud op de eerste plaats komt. Toen wij dat leerden, ontvingen wij de gave van het geloof; een geloof dat werkt en vruchten afwerpt. Dat geloof is ook voor u."
Een andere categorie AA'ers zegt: "Wij walgden van de godsdienst en alles wat hiermee verband hield. De Bijbel stond vol nonsens, vonden wij, en wij zouden hoofdstuk en vers kunnen aanhalen. Wij zagen niet in welk nut de zaligheden inhielden. Op sommige plaatsen was de moraal onmogelijk goed en op andere onwaarschijnlijk slecht. Maar het was vooral de moraliteit van de 'godsdienstige mensen zelf', die de doorslag gaf. Wij keken met wellust neer op de schijnheiligheid, de kwezelarij en de verpletterende eigengerechtigheid die zoveel 'gelovigen' omgaf: zelfs wanneer zij zich op hun best gedroegen. Met welk genoegen riepen wij niet over het feit, dat miljoenen van de 'goedgelovige mensen' elkaar in de naam van God aan het afslachten waren, en over de schade dat dat alles aan de godsdienst berokkende. Natuurlijk betekende dat alles, dat wij nu negatief dachten in plaats van positief. Toen wij bij AA kwamen moesten wij toegeven dat wij de zaken zo hadden voorgesteld dat wij onze eigenliefde voedden. Hoe harder wij immers de nadruk legden op de zonden van de gelovige mensen, hoe meer wij ons boven hen verheven voelden. Bovendien konden wij op die manier voorkomen dat wij aan onze eigen tekortkomingen zouden moeten gaan werken. De eigengerechtigheid, die wij in anderen veroordeelden, heerste als een duivel over ons. Wat het geloof betreft, betekende deze valse vorm van achtenswaardigheid onze ondergang. Toen wij uiteindelijk naar AA gedreven werden, werden wij wijzer."
Zoals psychiaters dikwijls opmerkten, is uitdagen een kenschetsende karaktertrek voor vele alcoholisten. Het moet u dan ook niet verwonderen, dat velen van ons hun dag doorbrachten met God uit te dagen. Soms, omdat God ons de goede dingen van het leven (die wij op dat ogenblik in het hoofd hadden) niet op een presentatieblaadje aanbood. Wij handelden als gulzige kinderen, die een onmogelijke lijst opmaken voor Sinterklaas.
Iets wat echter meer gebeurde was, dat wij een of andere tegenslag ontmoetten en, in onze verwrongen manier van denken, meenden dat dit gebeurde omdat God ons in de steek had gelaten.
Het meisje dat wij wilden trouwen hield er een ander idee op na, dus baden wij God dat Hij haar van gedacht zou doen veranderen, maar zij deed het niet. Wij baden voor gezonde kinderen maar zij waren ziek of wij bleven kinderloos. Wij vroegen een bevordering en er kwam niets van in huis. Mensen, waar wij veel van hielden en die ons een steun waren, werden van ons weggenomen door wat men 'de wil van God ' pleegt te noemen. Toen werden wij dronkaards en vroegen God dat te doen ophouden, maar er gebeurde niets. Dat was het ergste: "Naar de hel met al die rommel over geloof!" zegden wij. Toen wij echter met AA kennis maakten, ontdekten wij dat wij het mis hadden. Wij hadden God nooit gevraagd ons Zijn wil te doen kennen, integendeel, wij hadden Hem gezegd hoe het moest. Wij zagen in dat men niet tegelijkertijd in God kan geloven en Hem uitdagen. Geloof betekent vertrouwen, niet tarten. In AA zagen wij de vruchten van dat geloof; vrouwen en mannen, die gespaard bleven van de onontkomelijke ondergang door de alcohol. Wij zagen hij zij hun andere moeilijkheden het hoofd boden en overwonnen; hoe zij kalm de meest onmogelijke toestanden aanvaarden en niet meer trachtten te vluchten of zelfs te gaan verwijten. Dit was zo maar geen gewoon geloof maar een dat onder alle omstandigheden hielp. Wij kwamen vlug tot het besluit dat, welke prijs wij ook aan nederigheid zouden moeten betalen, wij dit zeker zouden doen.
Nemen wij tenslotte het geval van de zeer gelovige man, die echter nog altijd drinkt. Hij denkt dat hij devoot is. In godsdienstzaken is hij scrupuleus. Hij is ervan overtuigd, gat hij nog wel in God gelooft, maar hij vermoedt dat God niet meer in hem gelooft. Hij doet de ene belofte na de andere. Hij tracht die te houden maar, niet alleen drinkt hij opnieuw, maar hij doet nog lelijker dan de vorige maal. Hij tracht moedig te vechten tegen de alcohol en roept God om hulp. Die hulp komt echter niet opdagen. Wat scheelt er dan? Voor geestelijken, dokters, vrienden en familie is de alcoholist, die het goed meent en echt hard zijn best doet, een hartverscheurend raadsel.
Voor de meeste AA'ers is hij dat niet. Te velen van ons waren net eender en hebben het antwoord voor dat raadsel gevonden. Het heeft meer met de kwaliteit van het geloof te maken. Daar zat hem de fout. Wij dachten dat wij nederig waren maar wij waren het niet. Wij dachten dat onze houding tegenover de godsdienst eerlijk was maar wij ontdekten dat wij heel oppervlakkig geweest waren. Ofwel vielen wij in het andere uiterste: wij baadden in de emotie en namen dat bij vergissing voor echt religieus gevoel. In beide gevallen hadden wij wel gevraagd maar zelf niets in de plaats gezet. Wij hadden het huis niet schoongemaakt zodat Gods genade er niet kon binnendringen en de obsessie eruit verbannen. Wij hadden er nooit ernstig over gedacht om een inventaris van ons leven op te maken; wij hadden ook nooit geprobeerd iets goed te maken bij degenen die we gekwetst hadden. Wij hadden nooit iets gegeven zonder er iets voor in de plaats te verlangen. Wij hadden zelfs nooit goed gebeden. Wij zegden altijd: "Verhoor mijn wensen" in plaats van "Uw wil geschiedde". Van de liefde voor God en voor de evenmens begrepen wij geen snars. Daardoor bleven wij onszelf bedriegen en waren wij niet in staat genoeg genade te ontvangen om te herstellen.
Er zijn inderdaad weinig drinkende alcoholisten, die begrijpen hoe onlogisch zij zijn, en - zelfs zo ze het inzien - het durven erkennen. Sommigen onder hen zullen zich wel 'probleemdrinkers' noemen, maar steigeren wanneer men moest suggereren dat ze mentaal ziek zijn. Zij worden in de blindheid gesterkt door een wereld die het onderscheid niet kent tussen beheerst drinken en alcoholisme. De bepaling van 'geestesgezondheid' is 'gezond van geest'. Welnu, geen enkel alcoholist die nuchter zijn destructief gedrag onderzoekt, kan zeggen dat hij gezond van geest is; of het nu voor de vernieling van zijn eetkamer of over die van zijn moreel karakter gaat. Daarom is de Tweede Stap voor ons allemaal het verzamelpunt. Of wij nu ongelovig zijn, atheïst, of wij hebben vroeger geloofd, deze stap kunnen wij samen doen. Echte nederigheid en een open geest kunnen ons naar het geloof leiden. Elke AA-vergadering is voor ons een verzekering dat God ons terug een gezonde geest zal schenken, wanneer wij ons op Hem verlaten.