g r a t i s
7de Traditie: elke AA-groep dient volledig in eigen behoeften te voorzien onder afwijzing van bijdragen van buitenaf.
Alcoholisten die in eigen behoeften voorzien? Wie heeft daar ooit van gehoord? Toch vinden wij, AA'ers, dat wij dit moeten doen. Deze stellingname toont duidelijk de diepe verandering die AA in ons allen heeft teweeggebracht. Iedereen weet dat actieve alcoholisten beweren dat zij geen problemen hebben die zij met geld niet zouden kunnen oplossen. Wij stonden altijd met onze hand vragend uitgestoken. Sedert onheuglijke tijden waren wij van iemand afhankelijk en meestal financieel. Wanneer nu een vereniging, die uitsluitend uit alcoholisten bestaat, zegt dat ze haar rekeningen gaat betalen, dan is dat werkelijk nieuws.
Er bestaat waarschijnlijk geen enkele AA traditie met zoveel barensweeën als deze.
In de pioniersperiode waren wij allemaal blut. Voeg daarbij de gangbare veronderstelling, dat mensen alcoholisten die trachtten nuchter te worden, dienden te financieren en het wordt duidelijk waarom wij meenden recht te hebben op hopen geld. Eigenaardig genoeg dachten de mensen die geld hadden, daar anders over. Zij waren van oordeel dat, nu wij nuchter waren, het hoog tijd werd dat wij eens zelf alles gingen betalen.
Zodoende bleef onze gemeenschap arm, waarschijnlijk omdat ze niet anders kon.
Er bestond nog een andere reden voor deze collectieve armoede. Het bleek al heel gauw dat, terwijl de alcoholisten heel gul met geld omsprongen bij het twaalfde stapwerk, zij er anderzijds een vreselijke afkeer van hadden op de vergaderingen geld in de hoed te stoppen om de groepsuitgaven te dekken. Toen wij ontdekten dat wij op de duiten waren, keken wij verbaasd op. Op die manier werd AA arm geboren en bleef dat, terwijl de AA leden zelf er stilaan bovenop raakten. Alcoholisten zijn ongetwijfeld mensen van "alles of niets". Onze reacties, waar het om geld gaat, bewijzen dat volledig.
Terwijl AA groeide keerden wij ons af van de idee dat AA een berg geld nodig had en vielen in het andere uiterste, namelijk dat AA helemaal niets hoefde te hebben. De slogan "AA en geld gaan niet samen" lag op ieders lippen. Wij moesten het geestelijke en het stoffelijke scheiden, meenden wij. Wij sloegen deze strenge nieuwe koers in omdat reeds hier en daar leden getracht hadden geld te slaan uit hun relaties met AA en wij vreesden uitgebuit te zullen worden.
Een paar keer hadden dankbare weldoeners ons een clubhuis bezorgd, en zodoende gebeurde het wel eens dat buitenstaanders zich met onze zaken gingen bemoeien. Men bood ons een hospitaal aan en haast onmiddellijk daarna was de zoon van de schenker de voornaamste patiënt en directeur in spe geworden. Een andere AA groep kreeg 5.000 dollar, die ze mocht gebruiken zoals ze wilde. De herrie over die hoop geld heeft jaren last veroorzaakt. Uit vrees voor dergelijke moeilijkheden weigerden sommige groepen ook maar een cent in kas te hebben.
Ondanks al deze bange twijfels moesten wij inzien dat AA toch moest kunnen werken. Vergaderzalen kosten geld. Om hulp te brengen in de grote centra moest een klein bureau worden geopend, een telefoon geïnstalleerd en enkele fulltime secretaresses worden aangeworven. Ondanks de vele protesten kwamen deze zaken tot stand. Wij begrepen dat anders vele alcoholisten die kwamen aankloppen geen kans zouden krijgen. Deze eenvoudige diensten vereisten echter geld; kleine sommen geld, die wij zelf konden en wilden betalen. Na lang schommelen stond de naald tenslotte stil op de zevende traditie zoals ze er nu uitziet.
In verband hiermee vertelde Bill altijd graag volgende anekdote: "Toen in 1941 het artikel van Jack Alexander in de Saturday Evening Post de stoot gaf voor de grote doorbraak, overstroomden duizenden brieven van wanhopige alcoholisten de postbus van de Foundation, in New York". "Onze staf" zegt Bill "bestond toen uit twee mensen: een toegewijde secretaresse en ikzelf." Hoe konden wij aan die overrompeling het hoofd bieden? We hadden ongetwijfeld enkele fulltime mensen nodig om ons te helpen. Daarom vroegen wij de AA groepen een vrijwillige bijdrage; of zij ons een dollar per lid en per jaar zouden willen zenden. Zo niet zouden al deze hartverscheurende brieven onbeantwoord blijven.
Tot mijn grote verbazing waren de groepen niet vlug om te antwoorden. Dat maakte mij erg boos. Op een morgen liep ik te ijsberen in het kantoor en keek naar de berg post. lk sakkerde op mijn vrienden van AA die helemaal geen zin voor verantwoordelijkheid hadden. Echte gierigaards waren het! Op dat ogenblik stak een oude bekende zijn verzopen en pijnlijk hoofd binnen. Hij was onze kampioen-schuiver en ik merkte dat hij een afschuwelijke kater had. lk dacht aan mijn eigen katers en werd vervuld van medelijden. lk werkte hem binnen in mijn kantoortje en haalde een vijf dollar biljet boven. Dat was een royale gift want mijn totaal inkomen bedroeg op dat ogenblik slechts 30 dollar per week. Lois had het geld werkelijk nodig voor het huishouden maar dat hield me niet tegen. De geweldige opluchting die ik zag op het gezicht van mijn vriend, verwarmde mijn hart. Ik vond mezelf zelfs een bijzonder fijne kerel toen ik aan al die ex dronkaards dacht die nog geen dollar per man aan de Foundation wilden geven, terwijl ik hier 5 dollar investeerde om een kater weg te werken. Die avond was het vergadering in het oude clubhuis van de 24ste Straat te New York. Tijdens de pauze zette de penningmeester schuchter uiteen hoe berooid de kas er aan toe was (dat was in de periode toen wij AA niet met geld mochten verwarren). Tenslotte kwam het eruit: "Wanneer wij niet betalen zet de huisbaas ons buiten". Hij besloot zijn bemerkingen met de woorden: "Wel jongens, steek deze avond dan eens wat meer in de hoed, wil je" Ik had hier allemaal verstrooid zitten naar luisteren want ik was vroom bezig om de nieuweling, die naast mij zat, te bekeren. De hoed kwam mijn kant uit en ik tastte in mijn zak. Terwijl ik verder praatte met mijn nieuweling haalde ik een stuk van 50 cent tevoorschijn. Op dat ogenblik leek me dat echter een heel groot stuk. Ik stak het haastig terug weg en haalde een 10 cent stuk boven, dat dunnetjes rinkelde toen ik het in de hoed liet vallen. Briefjes haalde men in die dagen nooit op.
Toen werd ik wakker. Ik, die die morgen zo vrijgevig was geweest, behandelde mijn eigen groep veel erger dan de alcoholisten die vergeten waren hun dollars naar de Foundation te sturen. Plots besefte ik dat mijn vijf dollar aan de schuiver een egoïstische daad was; slecht voor hem en slecht voor mij.
Er was een plaats in AA waar spiritualiteit en geld samengingen en dat was in de hoed!
Er gaat nog een ander verhaal in verband met geld. Op een avond in 1948 hielden de Trustees van de Foundation hun driemaandelijkse vergadering. Er stand een belangrijk punt op de dagorde. Een dame was gestorven. Toen haar testament geopend werd bleek dat zij tienduizend dollar naliet aan AA en aan de Alcoholic Foundation. De vraag nu was of AA dit geld mocht aanvaarden. Wat hebben we daar over gedebatteerd! De Foundation zat toen juist helemaal aan de grond. De groepen stortten niet genoeg om de organisatie drijvende te houden. Wij hadden er reeds alle inkomsten van het Big Book bij ingegooid en ook dat was nog niet genoeg. De reserve kas smolt zoals sneeuw voor de zon. Wij hadden die tienduizend dollar werkelijk broodnodig. "Het is heel goed mogelijk" zegden sommigen "dat de groepen het bureau nooit volledig zullen financieren. Wij kunnen het toch niet opgeven. Het is van vitaal belang. Laten we het geld aannemen en ook in de toekomst alle dergelijke giften aanvaarden. Wij zullen ze nodig hebben".
Dan kwam de oppositie. Zij wezen erop dat, voor zover het bestuur van de Foundation bekend was, AA reeds voor een half miljoen dollar bedacht werd in de testamenten van mensen, die nog in !even waren. De hemel wist hoeveel er nog was waar wij niets van gehoord hadden. Werden de giften van buitenstaanders niet afgewezen, absoluut geweigerd, dan zou de Foundation op een bepaalde dag rijk worden. Er was zelfs meer. Een kleine wenk van onze trustees aan het grote publiek dat wij geld nodig hadden en wij zouden enorm veel geld bijeen krijgen. In dit perspectief gezien waren de tienduizend dollar niet veel, maar evenals het eerste glas zou dit, wanneer wij het moesten aannemen, onvermijdelijk een noodlottige kettingreactie teweegbrengen. En waar zou dat eindigen? Al wie de muzikant betaalt, kan om een deuntje vragen. Indien de AA stichting geld kreeg van buitenstaanders, dan zouden de trustees kunnen bezwijken voor de bekoring om de zaken op hun manier te doen, zonder rekening te houden met het geheel van AA. Van alle verantwoordelijkheid ontheven, zou de alcoholist zijn schouders ophalen en zeggen: "Och, de Stichting heeft geld genoeg, waarom zou ik er me iets van aantrekken?". Het bezit van zoveel geld zou het Bestuur ertoe kunnen verleiden om verschillende plannen uit te werken, om met de fondsen veel goed te doen.
Op die manier zou AA echter van zijn ene doelstelling worden afgeleid. En wanneer dat gebeurt, dan zou het vertrouwen in onze gemeenschap geschokt worden. Het bestuur zou alleen staan, en vallen onder de heftige kritiek, zowel van AA als van het grote publiek. Dat waren de mogelijkheden, voor en tegen. Toen schreven onze trustees een briljante bladzijde in de geschiedenis van AA. Ze riepen uit als principe dat AA altijd arm moet blijven. Voortaan zou de financiële politiek van de Stichting erin bestaan slechts de lopende uitgaven te kunnen dekken en een voorzichtige reserve te voorzien. Hoe moeilijk het ook viel, zij wezen de 10.000 dollar van de hand en aanvaardden een uitdrukkelijke, waterdichte resolutie dat in de toekomst alle dergelijke giften eveneens geweigerd zouden worden.
Wij menen dat, op dat ogenblik, het principe van de corporatieve armoede stevig en voorgoed in de AA traditie was vastgelegd.
Toen deze feiten gedrukt werden kwam er een diepgaande reactie. Voor mensen die de eindeloze campagnes voor liefdadigheidssteun van nabij kenden bood AA een vreemd en verfrissend spektakel. Goedkeurende artikels in binnen en buitenland brachten een golf van vertrouwen in de integriteit van de Anonieme Alcoholisten. "De onverantwoordelijke van vroeger gaf nu blijk van verantwoordelijkheidszin" schreven zij, "door financiële onafhankelijkheid in zijn tradities op te nemen. AA had een ideaal doen herleven dat door zijn tijdperk bijna vergeten was"